Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4775

Datum uitspraak2006-12-11
Datum gepubliceerd2006-12-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607724/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het opslaan, ompakken en verkopen van consumentenvuurwerk op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 12 september 2006 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200607724/2 Datum uitspraak: 11 december 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker] en de vereniging "Vereniging Wijkraad Willemskwartier", gevestigd te Nijmegen, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het opslaan, ompakken en verkopen van consumentenvuurwerk op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 12 september 2006 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 23 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 november 2006. Bij brief van 23 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 december 2006, waar verzoekers, van wie [verzoeker] in persoon, vertegenwoordigd door mr. S. Striekwold , en verweerder, vertegenwoordigd door mr. I. van der Bergh, ing. Groeneweg en ing. J. Gilbert, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    De vergunning heeft betrekking op een inrichting voor het opslaan, ompakken en verkopen van consumentenvuurwerk. Ingevolge voorschrift 7.2.1 mag in de inrichting in de periode vanaf 15 december tot en met 31 december ten hoogste 6000 kg consumentenvuurwerk aanwezig zijn. Vanaf 1 januari tot 15 januari mag ten hoogste 2500 kg consumentenvuurwerk aanwezig zijn. Buiten deze perioden mag geen vuurwerk in de inrichting aanwezig zijn. 2.3.    Verzoekers hebben betoogd dat de aanvraag om vergunning te weinig informatie bevat. Volgens hen zijn de tekeningen niet helemaal duidelijk. Verder roept de inrichting van de verkoopruimte en de beschikbaarheid van brandbestrijdingsmiddelen vragen op.    De Voorzitter stelt vast dat bij de aanvraag de ingevolge het Inrichtingen- en vergunningbesluit vereiste informatie is verstrekt. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd leidt derhalve niet tot het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen voor het milieu. 2.4.    Verzoekers hebben voorts betoogd dat de situering van de inrichting in een woonwijk uit een oogpunt van veiligheid onaanvaardbaar is.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situering van de inrichting voldoet aan de ingevolge bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit in aanmerking te nemen veiligheidsafstanden.    Naar het oordeel van de Voorzitter bieden de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende grond om uit te gaan van de juistheid van dat standpunt. 2.5.    Vervolgens hebben verzoekers betoogd dat de bereikbaarheid van de inrichting voor de brandweer te wensen overlaat.    Mede gelet op het verhandelde ter zitting, waar dit punt aan de orde is gesteld, oordeelt de Voorzitter dat verweerder terecht ervan is uitgegaan dat de inrichting voldoende bereikbaar is. 2.6.    Ook hebben verzoekers de brandwerendheid van de (buffer)bewaarplaats en de beschikbaarheid van voldoende bluswater in twijfel getrokken.    In bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit zijn eisen aan de brandwerendheid van de diverse delen van de inrichting gesteld. Deze eisen zijn ingevolge artikel 2.2.2 van het Vuurwerkbesluit rechtstreeks op de inrichting van toepassing. Verder zijn in de vergunningvoorschriften 4.2.1 en 4.2.2 aanvullende eisen gesteld. Wat betreft bluswater voorziet de aanvraag in een watertank en ter zitting is gebleken dat de brandweer in de nabijheid van de inrichting op diverse plaatsen kan beschikken over water uit het waterleidingnetwerk. Gezien het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de Voorzitter zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vergunning op dit punt toereikend is. 2.7.    Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat. w.g. Boll        w.g. Melse Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2006 191